MENSE RECHTEN

Praktisch procederen

Datum: Haarlem, 16-11-2020

Auteur: Martijn Mense

Een rechtsstrijd moet op enig moment tot een einde komen. In goed Nederlands: lites finiri oportet. Wie verstandig rechtspreekt, denkt ook na over de geschilpunten die niet heel nadrukkelijk naar voren zijn gebracht, maar die, als op de wel opgebrachte punten is beslist, aanleiding kunnen geven tot een volgende procedure. Een voorbeeld is de niet-ontvankelijkheid in een executiegeding waarbij niet ook de geëxecuteerde is opgeroepen. Op zich leidt dat laatste tot een einde van het geding, maar per definitie niet tot het einde van de rechtsstrijd.

In de kwestie die in dit blog aan de orde is, gaat het om pianolessen. De dochter van heer S. kreeg pianolessen van mevrouw C. Op enig moment meldde zich de heer C. met de mededeling dat S. zijn dochter online in moest schrijven en voortaan via automatische incasso zou betalen in plaats van contant per gevolgde les zoals dat daarvoor gebeurde.

Vanwege de vakantie volgde dochter S. in de zomermaanden geen pianolessen. Toch werd er afgeschreven. Dat was de afspraak niet aldus S. Dat was de afspraak wel aldus de heer C. Bij de online inschrijving had S. zijn dochter namelijk voor een jaar ingeschreven en niet per gevolgde les. S. was het daar niet mee eens en betaalde niets meer. Daarmee was volgens de heer C. de hele vergoeding over een jaar verschuldigd geworden want dat stond zo in zijn algemene voorwaarden. Die vordering legde hij aan de rechter voor. Aan dochter S. werden geen lessen meer gegeven totdat de vergoeding was betaald.

De rechter kwam tot de conclusie dat de heer C. zich ten aanzien van de te geven lessen op opschorting kon beroepen en dat de vergoeding volledig opeisbaar was geworden over de hele duur van de overeenkomst nu de voorwaarden dat zo bepaalden. Dit laatste was een opmerkelijk oordeel nu in vergelijkbare zogenaamde sportschoolzaken herhaaldelijk geoordeeld is dat opeisbaarheid van het geheel onredelijk bezwarend is (zie bijvoorbeeld http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2012:BW9651).

Na het vonnis van de kantonrechter waarbij de vergoeding voor de pianolessen werd toegewezen en nadat de heer S. aan dat vonnis had voldaan, kwam de verwachte aap uit de mouw: de heer C. zou ondanks de ontvangen lesgelden helemaal geen lessen meer geven nu hij wel voldoende tijd in de rechtszaak had gestopt. Dit had hij niet aan de rechter verteld in de gevoerde procedure. De heer S. had nu dus voor niets betaald.

Dit geschil werd aan de volgende rechter voorgelegd. Die kwam tot het oordeel dat opschorting veronderstelt dat zodra de ene partij zijn verplichtingen jegens de opschortende andere partij alsnog nakomt, die andere partij ook alsnog moet presteren. De algemene voorwaarde waar de heer C. zich op beriep, er op neer komende dat voor gemiste lessen betaald moest worden, maar dat die lessen niet konden worden ingehaald, werd als onredelijk bezwarend van de hand gewezen door de rechter. De lessen waren immers 'gemist' omdat de heer C. die had opgeschort. De heer C. werd veroordeeld tot het geven van dertien pianolessen.

Dit vonnis is gepubliceerd (zie http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2020:6685).

Martijn Mense, advocaat te Haarlem